Siebelink, Gubbels, Kluun, Akyol, Van Reybrouck e.a. over het overlijden van Jan Cremer: ‘Hij brak een wereld open’

Een eigenheimer. Een kalfje. Een vulkaan. Iemand die met alle conventies brak. Bevriende kunstenaars en schrijvers over Jan Cremer: ‘Twee weken geleden sprak ik hem voor het laatst. We hebben samen tot 10 geteld. Meer kon niet. Daar moest ik van tranen.’

Wilma de RekBo van HouwelingenLaura de Jong en Maurits Chabot 19 juni 2024, 17:57

Schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer in 2019. ‘Hij is altijd trouw aan zichzelf gebleven’, zegt schrijver David van Reybrouck.Beeld Daniel Cohen

Jan Siebelink (bevriend schrijver en generatiegenoot): ‘Jan Cremer vertelde me dat hij elke avond op zijn knieën tot God bad’

‘Jan Cremer was voor mij iemand die dingen deed die een ander niet durfde, iemand die de weg bereidde voor andere mensen om over seksualiteit te praten, over verhoudingen, over dingen waar wij alleen maar van konden dromen. Hij brak een nieuwe wereld voor ons open. Of hij navolgers heeft? Iederéén is zijn navolger, de hele wereld is een beetje Jan Cremer geworden.

‘Jan was een man die de wereld veroverde; overal waar hij kwam, moesten de mensen weten dat hij er was. Ik was verlegen en keek tegen hem op. Iemand die zichzelf zó naar voren schoof, dat kende ik niet. Ik kwam uit een totaal andere wereld, met mijn ouders en de kwekerij en het strenge geloof.

‘Later, toen ik bij uitgeverij De Bezige Bij kwam, praatte ik op recepties vaak met hem. Die gesprekken gingen over een ding: het geloof. Ik vroeg dan: Jan, geloof je nog steeds in God? Ik twijfelde altijd en wilde zo graag zekerheid, en Jan had die zekerheid wel. Hij wist zeker dat God hem zou opvangen en dat alles goed zou komen. Hij bad elke avond op zijn knieën tot God, daarna kon hij rustig slapen. Dat hielp mij. Het troostte me dat iemand die zo in het leven stond als hij, toch ook zijn ziel en zaligheid aan God toevertrouwde. Hij was ook in zijn geloof heel zelfverzekerd, ik was daar jaloers op, ik heb dat niet; ik durf niet goed te bidden, dat voelt huichelachtig.

‘Twee dagen geleden hoorde ik van zijn redacteur Suzanne Holtzer, die hier op bezoek was omdat mijn vrouw Gerda erg ziek is, dat Jan een tumor in zijn keel had en niet meer kon praten. Ik zei daarna tegen mijn vrouw dat ik hem een brief zou schrijven. Dat is er niet meer van gekomen. Maar ik zou hem geschreven hebben dat ik het altijd heel plezierig heb gevonden om hem te ontmoeten. En ik zou hem hebben gevraagd of hij nog steeds dacht dat God hem zou opvangen en ervoor zou zorgen dat hij veilig deze reis kon volbrengen.’

Klaas Gubbels (kunstenaar en studievriend): ‘Toen ik hem voor het laatst sprak, hebben we samen tot 10 geteld’

‘Jan en ik zaten samen op de Academie Kunstoefening in Arnhem. Jan was toen al wildachtig. Onze leraar zei over hem: ‘Hij heeft wat, díe jongen heeft wat.’ Jan was wat ik noem een direct talent, een open talent. Wanneer hij iets zei of deed, dan was het gelijk wat. Hoe zijn boeken waren weet ik niet, ik heb hem nooit gelezen.

‘Als we elkaar tegenkwamen, was het net alsof we elkaar zojuist nog hadden gezien. Ik heb nooit een afstand gevoeld. We hadden één ding gemeen: we zijn beiden onvolwassen gebleven. Jan was ontzettend leuk. We deden álles.

‘Twee maanden terug was hij voor het laatst bij me, om te filmen. Hij zei dat hij zijn vrienden wilde vastleggen. Nog geen twee weken geleden sprak ik hem voor het laatst. Hij was ziek. We hebben samen tot 10 geteld. Meer kon niet. Daar moest ik van tranen.

‘Het is alsof een direct familielid is heengegaan. Ik wilde hem vandaag nog bellen. Zijn dood vind ik totaal ontroerend.’

Kluun (bestsellerauteur en reclameman): ‘Er is geen enkele schrijver die zijn werk zo goed wist te verkopen als Jan Cremer.’

‘Jan Cremer hoort in een kliniek thuis of in een tuchthuis.’ ‘Dat een uitgeverij deze smeerlapperij laat zetten, drukken en in de handel brengt, is het erge.’ ‘Dit is een schandelijk boek dat vermeden moet worden.’ Het zijn maar een paar van de quotes die voorin mijn ouwe, innig gekoesterde Ik Jan Cremer-pocket staan. Briljant, om je boek zo te beginnen, dan krijg je alleen maar méér zin het te gaan lezen.

‘Er is geen enkele schrijver die zijn werk zo goed wist te verkopen als Jan Cremer. In een tijd dat het boekenvak nog heel nuffig was en op reclame maken werd neergekeken, liet hij een vliegtuigje met een banner langs de kust van Scheveningen vliegen: IK JAN CREMER DE ONVERBIDDELIJKE BESTSELLER. Hij liet een paar mooie meiden zijn boek uitdelen op het Boekenbal, zodat verschillende prominente mensen, ministers enzo, gefotografeerd werden met de roman in hun hand. Hij kocht een zilveren Mercedes en reed daar samen met een paar vriendinnen elke dag rondjes mee door Amsterdam, zodat hij werd gezien.

‘Als reclameman kijk ik daar met bewondering naar. De bravoure die eruit sprak. Hoezo zou je geen reclame mogen maken voor een boek, vroeg Cremer zich terecht af. Waarom mag men de havermout op televisie aanprijzen als het Beste Pak Havermout ter Wereld en waarom mag dat niet in de kunst, zoals literatuur?

‘Het heeft mij geïnspireerd voor de marketing van mijn eigen boek. Voor de presentatie van Komt een vrouw bij de dokter had ik acteurs ingehuurd die scènes uit het boek naspeelden. Helemaal des Cremers. Nooit spijt van gehad: ik verkocht in Nederland ruim 1 miljoen boeken, net zoiets als Cremer, geloof ik. Al verkocht Jan wereldwijd liefst vijftien miljoen exemplaren en ik 250 duizend. Baas boven baas.’

Peter Brusse, vriend en oud-correspondent voor de Volkskrant: ‘Hij schreef zoals hij praatte. Enthousiast, wild, woest. Maar hij had ook een hart van goud.’

Ik leerde Jan kennen via mijn broer Mark, zij zaten samen op de kunstacademie. Als student woonde hij een tijdje bij mij in huis. Maar ik heb Jan vooral veel meegemaakt in Londen, toen ik daar als correspondent voor de Volkskrant werkte en Jan dichtbij woonde.

‘Jan was een dierbare vriend, als je problemen had dan voelde hij dat en kwam hij langs. ‘We gaan een mooie fles wijn drinken’, zei hij dan. Een tijdje had hij geen rode cent maar als hij dan geld had, zei hij: Peter we gaan eten en we bestellen van alles twee.

‘Hij schreef zoals hij praatte. Enthousiast, wild, woest. Maar hij had ook een hart van goud. Het was een brutale jongen, maar dat vond ik ook prachtig want hij maakte het waar. Hij deed het niet voor de marketing, alles moest eruit bij hem, dat zie je niet alleen in zijn boeken maar ook in zijn schilderijen. Hij was als een vulkaan.

‘Zijn boeken waren allemaal waar, hij overdreef absoluut niet in al die verhalen van hem. Dat werd vaak gezegd, dat hij het mooier maakte, maar het was zoals hij het schreef. Hij had een oerkracht in zich, daar hield hij zich aan vast. Hij zou ook zeker 120 jaar worden. Daar was hij van overtuigd, dat kon niet anders.’

David Van Reybrouck (schrijver): ‘Jan Cremer werd te vaak als een viriele stier neergezet, terwijl hij óók een vertederend kalfje was.’

‘Het was op een feestje in de achtertuin van De Bezige Bij dat ik Jan Cremer voor het eerst ontmoette. Een van de redacteuren had me van tevoren gezegd: ‘Hij heeft Congo graag gelezen’. Een uur later stond ik dan eindelijk 1 minuut tegenover hem en zei hij die ene zin: ‘Ik heb Congo graag gelezen.’

‘Dat deed me veel, want ik had Jan graag gelezen. Ik las Ik Jan Cremer in de jaren negentig. De onstuimigheid ervan, het vitale, het vrijheidsverlangen dat eruit sprak, dat vond ik aantrekkelijk. De ruimte voor het intuïtieve, het kinderlijke in zijn schilderwerk inspireerde me. Mijn beste gedichten schrijf ik ook als ik het rationele kan loslaten.

‘Een meneer met Veel Vuile Manieren’, werd er in het katholieke Vlaanderen over hem gezegd. Toch vind ik dat Cremer te vaak als een viriele stier werd neergezet, terwijl hij altijd óók een vertederend kalfje was. Er zit veel tederheid in zijn proza. In Ik Jan Cremer staan passages over de tijd waarin hij in een slachthuis werkte. Vreselijk vond hij het daar, hij schrijft met enorm veel mededogen over de dieren. In zijn latere werk, zoals Canaille, zit ook een grote gevoeligheid; verlies, wanhoop – het is hartverscheurend. En toch is ook dat helemaal Jan Cremer – hij is altijd trouw aan zichzelf gebleven.’

Özcan Akyol, schrijver, columnist en tv-presentator van o.a. Eus’ Boekenclub: ‘Hij schreef over een sociale klasse die verder niet zo vertegenwoordigd was in de Nederlandse literatuur’

‘Ik was begin twintig toen ik Ik Jan Cremer voor het eerst las en ik raakte meteen betoverd door zijn boek. De verwondering en magie zat vooral in zijn stijl. Hij schreef, ook al had hij het in 1964 geschreven, zoals wij op straat met elkaar praatten. En hij schreef over een sociale klasse die verder niet zo vertegenwoordigd was, of nog steeds niet is, in de Nederlandse literatuur.

‘Ik voelde verwantschap met hem. Dat heeft te maken met stijl, maar ook met afkomst. Hij komt uit Enschede, ik uit Deventer dus het Overijsselse. Later heb ik hem ontmoet, toen heeft hij uitgesproken dat hij veel van zichzelf in mij herkende. Hij vroeg me om het voorwoord te schrijven van zijn Ik Jan Cremer/ Derde boek. Ik heb toen een schilderij van hem gekregen, dat hangt thuis en vind ik heel bijzonder.

‘Voor mij is hij heel inspirerend geweest omdat hij met alle conventies brak: met literaire conventies maar ook met marketingconventies, hij was een eigenheimer, een non-conformist. Hij was in die zin ook heel vernieuwend. Een man die dingen heeft uitgevonden in de Nederlandse literatuur, op stilistisch niveau maar ook op het niveau van hoe je werk te promoten. En hij trok zich van niemand wat aan.’

Leave a comment